Beste medewakers voor het hek, beste gevangenbewaarders achter het hek,
Waarom staan we hier, iedere zondag van de maand?
Vandaag is het zondag 4 juli. Afgelopen donderdag was het 1 juli, de viering van Keti Koti. Want op 1 juli 1863 heeft Nederland officieel de slavernij afgeschaft in Suriname. Sindsdien is 1 juli een feestdag met veel muziek en dans in Suriname, maar ook steeds meer in Nederland. Afgelopen donderdag 1 juli is op verschillende scholen in Amsterdam een Keti Koti schoolontbijt gehouden. Op de radio hoorde ik een verslaggever vertellen wat hier de bedoeling van is. Kinderen vertellen aan elkaar bij het ontbijt of en hoe het slavernijverleden in hun eigen families een rol speelt. Om met elkaar verhalen te delen uit de eigen familiegeschiedenis bv dat opa en oma afkomstig zijn uit een gezin van tot slaafgemaakten, helpt om gevoelig te worden voor de slavernijgeschiedenis. Daarnaast is er een petitie gehouden om van 1 juli, Keti Koti, een vrije dag te maken.
De vraag om de vrije dag, is een vraag om erkenning van het slavernijverleden. En dat roept veel op. Ik hoor gewone Nederlanders zeggen: waarom moeten we daar aandacht voor hebben? Ik ben daar toch niet verantwoordelijk voor? Kan ik schuld hebben aan iets, waar ik zelf part noch deel aan heb.
De spanning ontstaat op het punt dat wij gaan beseffen, ervaren, hoe wij part en deel hebben aan het gezamenlijk slavernijverleden. We worden in de media, maar ook in de dagelijkse gang van zaken, steeds meer aangesproken, dat we onbewust blijk geven van racisme. Discriminatie, uitsluiting, racisme zijn mechanismen in het menselijk samenleven, die uitbuiting van anderen, slavernij mogelijk maken.
Dat alledaags racisme heel subtiel ervaren kan worden, heb ik een tijd terug ondervonden in het ziekenhuis waar ik werk. Ik liep van het parkeerterrein door de achteringang het ziekenhuis in; daar kwam ik een transportmedewerker, die ik alleen maar ken uit deze gang, tegen die lekker buiten in de zon zijn pauze hield. Ik groette hem vriendelijk en liep verder. Toen ik na een uurtje weer terug liep naar mijn auto, zat deze collega daar weer. Ik groette hem, waarop hij zei: ja ik zit hier nog steeds, ik ben zeker lui. Ik vond het een vreemde reactie, waarop ik mij realiseerde dat hij, een zwarte collega, uit Curaçao, dit alleen maar zei, omdat hij zwart is, en ik wit en dat hij uitsprak wat hij dacht dat ik wel zou denken. Het voelde even heel ongemakkelijk, want ik ging me verdedigen: ik groet je alleen maar!
Keti Koti, verbreek de kettingen. De PKN heeft een racisme werkgroep opgericht, om het bewustzijn van ons eigen aandeel m.b.t. racisme en discriminatie te vergroten. Vanwege de herdenking van het slavernijverleden is door Bianca Groen Gallant en Andreas Wohle een interview gehouden een Lutherse predikant Sonny Hof. Hij komt uit Suriname. Ik lees een paar stukjes over uit dit interview.
Sonny Hof groeide op in Suriname en kwam later naar Nederland om theologie te studeren. “Ik hoor bij wat je zou kunnen noemen de Surinaamse samenleving, door mijn komaf.” Zijn grootmoeder, geboren onder het Nederlandse koloniale slavernijregime, was belangrijk in zijn opvoeding. “Zij heeft onbewust bepaalde dingen aan mij overgedragen, waarvan ik mij later realiseerde dat ze direct te maken hebben met het slavernijverleden.” Als kind gaf zij hem vooral mee om gehoorzaam en nederig te zijn, naar het gezegde ‘sakafasi sa de na krosi fu yu skin’. “Zij gedroeg zich nederig ten opzichte van de blanke en ieder van wie zij zich de mindere voelde. In die wereld heb ik mij een mentaliteit eigengemaakt, waarden geïnternaliseerd, waarvan ik mij later realiseerde dat dit met het slavernijverleden te maken heeft. Daar moet je van los zien te komen.”
“Mij wordt weleens gevraagd of ik mij thuis voel in de Nederlandse samenleving, en dan zeg ik: nee. Ik ben overgeplant. In de woorden van Fanon: ik ben nergens ergens. Niet thuis in de Nederlandse samenleving en als ik naar Suriname ga ben ik daar een Hollander. Thuiszijn is er niet.” Wat Nederlanderschap betreft is Nederland nog steeds geen inclusieve samenleving, weet Hof. Dat blijkt al uit de beleidstermen waarmee de Nederlandse overheid hem in de loop der jaren heeft aangeduid: ‘allochtoon’, ‘nieuwe Nederlander’, ‘Nederlander met een migratieachtergrond’. “Op papier ben ik altijd Nederlander geweest, maar daarnaast ook tweederangsburger, doordat je te maken hebt met een samenleving die je op grond van je afkomst buitensluit. Dat beleid riekt naar apartheid, je zet mensen apart. Niet bewust, maar het leidt tot scheiding in de samenleving. De maatschappelijke gevolgen hiervan die veelal tot de normaliteit van de Nederlandse samenleving behoren zijn onmiskenbaar, licht Hof toe. Discriminatie op de arbeidsmarkt door uitzendbureaus, op de woningmarkt, et cetera.”
De roeping die voortvloeit uit communio sanctorum, de gemeenschap van Heiligen, werkt hierin volgens hem bijzonder heilzaam. “Dat betekent in de eerste plaats dat je één gemeenschap bent, dat je niemand buitensluit, dat je inclusief bent.” Hieruit volgt een gemeenschappelijk gedeelde verantwoordelijkheid voor iedereen, wit en zwart, die elkaar vinden in het algemeen priesterschap der gelovigen. Het gehoor geven aan die roeping dient niet alleen een plaats te krijgen in het gezamenlijke gemeenteleven in de kerkgemeente, maar moet vooral ook daarbuiten in de samenleving plaatsvinden. Tot zover dit interview.
Op dit moment wordt in Brussel een hongerstaking gehouden door mensen zonder papieren. Tweehonderd mensen zijn 40 dagen geleden begonnen, het zijn er nu 475. Het zijn vluchtelingen die geen officiële papieren kunnen krijgen; en ondertussen uitgebuit worden in allerlei rotbaantjes. Deze mensen hopen net als wij op een normaal leven, om te ontsnappen aan de armoede, om een toekomst op te bouwen. Wanneer zij uitgezet worden, belanden ze in kamp zoals hier om op een vliegtuig gezet te worden, naar een land zonder toekomst. Het is schrijnend dat de staatssecretaris die gaat over de toewijzingen van de vergunning zegt: ik hoop niet dat ze zullen sterven, ik hoop niet te hoeven bewijzen, hoe principieel ik ben.
Keti Koti verbreek de kettingen. We staan hier omdat we ons bewust zijn, dat de mensen achter het hek net zoals wij mensen zijn met een verlangen naar een toekomst voor hun kinderen, met een verlangen naar een leven zonder armoede, zonder uitbuiting. Wie zijn wij om hen dit verlangen te ontnemen? Het bewustzijn vergroten ten aanzien van ons gezamenlijk slavernij is helpend om de mechanismen van uitbuiting en uitsluiting onder ogen te zien. Ons geloof overbrugt alle tegenstellingen, er zijn geen insiders of outsiders in de kerk, en daarmee ook niet in de wereld buiten de kerk. Keti Koti, verbreek de ketenen!
Simone Visser – 4 juli 2021